Weblog van Leen   |  home |      admin |    Thursday, November 6th   
uit een nieuwsgroep een bijdrage van Yvonne:
Toevallig heb ik vandaag een Chinees scheppingsverhaal gelezen.
Hiermee vergeleken is Genesis een fantasieloos en onsympathiek stuk
tekst. Dit verklaart mede waarom christenen zulke droogkloten zijn.

"In de vroege morgen van de tijd waren er geen zand en geen zee, er
waren geen kilblauwe golven, eb en vloed rolden niet af en aan in de
maneschijn. Er waren geen aarde, geen hemelgewelf en geen groen of
iets levends - alleen was er een reusachtige leegte. Toen barstte er
een eierschaal en daaruit stapte Pan Ku die de wereld maakte.

Hij was een harige dwerg met twee hoorns op zijn hoofd. Later droeg
hij 's winters een berepels en 's zomers een mantel van groene
bladeren. Maar vanaf het eerste begin had hij een hamer en een beitel
bij zich en daarmee toog hij aan het werk.

Hij hamerde en beitelde bijna achttienduizend jaar achtereen om de
hemelen en de aarde te maken. Nu werd Pan Ku wel elke dag twee meter
langer dan de vorige dag, maar bij deze grootse taak had hij toch nog
hulp nodig. En daarom kwamen er vier wonderdieren om hem te helpen.

Eerst steeg een grote vliegende hagedis, de draak, op naar de hemel.
Daarboven sloeg hij met zijn glinsterende schubbestaart tegen de
wolken tot ze hun regen loslieten.

Toen kwam de vogel Phoenix in verblindende verenpracht. In vroeger
dagen, zegt men, liepen phoenixen te pronken op het bordes van een
paleis als er muziek werd gemaakt. Maar tegenwoordig, nu er geen
liefde meer is voor het mooie, strijkt er geen phoenix meer neer.

Toen kwam er een eenhoorn met die ene hoorn in het midden op het
voorhoofd. Hij leeft wel duizend jaar en houdt van alle mensen en hij
is zo zachtaardig dat een jong meisje hem kan leiden aan een zijden
draadje.

Op het laatst kwam de schildpad met zijn grote wijsheid. Hij hielp Pan
Ku door de vier hoeken van de aarde te ondersteunen met zijn vier
poten en zijn sterke rugschild.

Deze vier en Pan Ku samen maakten samen het heelal. Maar het was nog
leeg. Nu was de tijd gekomen om het te bekleden met leven. Daarom
loste Pan Ku zich op, hij werd dat wat hij had gemaakt. Zijn adem werd
de wind en de wolken, zijn stem de donder, zijn bloed de rivieren,
zijn vlees de aarde, zijn gebeente de rotsen en de edelgesteenten. De
vlooien die leefden in zijn ruige pels, sprongen eruit en zijn werden
onze voorouders, de eerste mannen en vrouwen.[...]'

uit Manton en Gittings, De vliegende paarden, Sprookjes uit China